LATIJNSE NAAM | Leuciscus cephalus |
ENGELSE NAAM | Chub |
DUITSE NAAM | Döbel |
FRANSE NAAM | Chevaine |
MINIMUMMAAT | 25 cm |
Izaak Walton (17de eeuw) wist waarover hij schreef toen hij stelde dat de kopvoorn ‘de bangste’ van alle vissen is. Een schaduw, een rollende steen, een plons, een vlieg die strepen trekt en weg is vriend kopvoorn. Hij is daardoor de ultieme uitdager van de visser.
Voorkomen
Kopvoorn komt nog redelijk veel voor in onze wateren. Maar vanwege zijn schuwe karakter word hij echter minder gevangen.
Kenmerken
De kopvoorn heeft een brede kop met een brede, naar voren staande bek. Het is een zeer ronde vis. Een belangrijk kenmerk is zijn bolvormige anaalvin. Vaak wordt hij verwart met de blankvoorn.
Lengte
Kopvoorns kunnen een lengte tot een halve meter en meer bereiken, bij een maximale leeftijd van 20 jaar.
Paaitijd
De paaitijd begint halverwege april en duurt tot eind mei.
Voeding
Jonge kopvoorns eten voornamelijk algen, watervlooien en waterplanten. Volwassen kopvoorns eten bijna alles; insecten, vruchten en soms, vooral in de winter zelfs vis.
Aas
Daar volwassen kopvoorns bijna alles eten, kan men vele soorten aas gebruiken; maïs, brood, maden, zelfs lunchworst of bessen.
Kopvoorn is ook in de winter een nog goed te vangen vissoort.